Matthieu Besseling werd geboren op 6 december 1951 te Amsterdam. Hij begon violen te bouwen op zijn twaalfde, onder begeleiding van de vioolbouwer Paul Gerhard Schmidt en zijn vader die amateurbouwer was. Ook tijdens zijn studie medicijnen en conservatorium (altviool), bleef hij instrumenten bouwen. In 1978 besloot Besseling van het viool bouwen zijn beroep te maken. Hij vestigde zich in Amsterdam en houdt zich sindsdien voornamelijk bezig met de nieuwbouw van instrumenten.
'Op mijn zesde ging ik viool spelen en op mijn twaalfde bouwde ik mijn eerste viool. Ik ben ermee opgegroeid. Volgens mijn vader was ik te jong om violen te bouwen; het gereedschap was te gevaarlijk. Maar ik moest en zou gewoon, dus ik ben naar een van zijn vrienden gestapt, vioolbouwer Schmidt, die mij stiekem hout en hulp gaf. Toen hij zag dat het menens was, draaide mijn vader bij en hielp mij ook. Zo is het begonnen en ook al ging ik na school eerst een heel andere richting uit, ik ben altijd blijven bouwen.'
'Bij nieuwbouw heb ik altijd het klankideaal voor ogen, dat ik als musicus heb'. |
|
'Ik heb er nooit spijt van gehad om vioolbouwer te worden, het is een fantastisch vak. Ik heb mij gespecialiseerd in nieuwbouw van alle strijkinstrumenten. Ik bouw zo'n twaalf instrumenten per jaar. Het is voor mij belangrijk om altijd achter mijn eigen werk te staan waardoor ik reparaties en onderhoud aan mijn eigen instrumenten altijd zal blijven uitvoeren. Daarnaast is het voor mij als bouwer leerzaam te zien hoe mijn instrumenten zich ontwikkelen. Andere instrumenten reguleren doe ik ook. Wanneer klanten bij mij komen met akoestische problemen is het een voordeel dat ik zelf speler ben. Ik kan me goed inleven in de problemen die een klant met zijn instrument heeft. Ik blijf daarom altijd mijn eigen instrumenten bespelen. Elk instrument moet iets eigens hebben, zowel wat klank als uiterlijk betreft, maar moet tegelijkertijd universeel bruikbaar zijn'. |
'Als moderne bouwer ben ik mij er altijd van bewust dat het een eeuwenoude cultuur is die je doorgeeft. Dat wil niet zeggen dat ik als slaaf de oude meesters kopieer, maar het is belangrijk dat je weet waarom ze bepaalde dingen deden. Als je voldoende kennis hebt van verschillende stijlen, kan je daar vervolgens je eigen interpretatie aan geven. Van kijken en bespelen leer je het meest. Ik bezoek daarom ook vele veilingen, tentoonstellingen en bezitters van mooie instrumenten. Zelf bezit ik een Ruggieri-viool, die ik als referentiekader kan gebruiken.
Ik bouw meestal op bestelling en werk met een wachtlijst. Het is hierbij mogelijk dat de klant een instrument van mij in bruikleen krijgt, wat tijdens de bouw als ijkpunt wordt gebruikt voor het nieuwe instrument. Het is vaak een hele puzzel voor een musicus om het juiste instrument te vinden'.
'Een ander stuk in de puzzel is de strijkstok. Die leveren ook allemaal een eigen klank op. Ik maak zelf geen stokken, maar ik heb een kleine verzameling en ze fascineren mij. Expertise van antieke strijkstokken neemt een serieuze plaats in mijn werk in. Het leukste is wanneer alle puzzelstukjes in elkaar passen. De bouw van het goede instrument, het vinden van de juiste stok voor de juiste persoon'.
Tekst ontleent aan het boek:
400 jaar vioolbouwkunst in Nederland.
1999 de auteurs en de Nederlandse groep van viool- en strijkstokkenmakers (NGV)
©ISBN 90 7297 782 3
Dit boek is te koop bij Besseling Vioolbouw.